Monique zit op haar favoriete plekje in de tuin. Op een oude boomstronk van een
beuk. De beukenboom was ziek geworden. Ze had gekeken hoe haar vader een ladder
tegen de boom had gezet en alle takken had afgezaagd. Toen de stam alleen nog over
was had hij die omgezaagd met een grote zaag. De bovenkant van de stronk had
hij mooi geschuurd en hij had gezegd dat dit een mooi plekje voor haar,
Monique, zou zijn. Zo kan ze de boom nog voelen als ze daar zit.
Er staan nog meer bomen in de tuin, en
wat struiken. En vooral veel bloemen in allerlei kleuren. Monique zit vaak te
kijken hoe de bijtjes en vlinders op de bloemen landen. Ze moet lachen als een
hommel helemaal geel van de stuifmeel weer wegvliegt.
Naast de boomstronk waarop ze vanmiddag
lekker in de schaduw van de esdoorn zit, staat een tuinkabouter. Hij heeft geen
schoenen aan en zijn grote teentjes steken een beetje omhoog. Hij heeft een
hengel met een vis eraan in zijn hand. Ze noemt hem Gelukje. Dat vindt ze een
mooie naam, want de kabouter kijkt heel gelukkig omdat hij een vis heeft
gevangen. Ze vindt het wel een beetje mal, want er is geen water op de plek
waar Gelukje staat. Verderop in de tuin is wel water, een kleine ronde vijver.
Heel vaak ziet ze daar een kikkertje op de steen naast de vijver zitten. “Hoi
kikkertje”, zegt ze dan. Ze blijft op een afstandje, want anders zou de kikker
schrikken.
De teentjes van de tuinkabouter staan op
het plekje waar Tobias is begraven. Tobias was een hamster die zij een paar
jaar geleden op haar verjaardag had gekregen. Tobias was meer dan twee jaar
haar vriendje geweest. Op een dag lag hij stilletjes in zijn huisje. Ze dacht
eerst dat hij sliep, maar toen ze hem aaide voelde hij raar aan. Niet zo warm
als gewoonlijk. Haar moeder zei dat Tobias in zijn slaap was overleden.
Natuurlijk was ze erg verdrietig en een paar dagen moest ze steeds huilen als
ze aan hem dacht. Maar opeens voelde ze Tobias overal. Hij was gewoon altijd
bij haar en ze praatte zachtjes tegen hem. Toen was ze niet meer verdrietig en
vond het leuk dat hij overal mee naar toe ging. Zelfs op school was hij bij
haar. De juf had niks in de gaten.
Haar vriendinnetjes, Rachel en Marieke
voelen Tobias ook. Zij kennen hem natuurlijk goed, omdat ze vaak samen
speelden met Tobias. Ze zaten dan in een kringetje en keken hoe Tobias
nieuwsgierig rond waggelde. Soms kroop hij op het been van Rachel. Die moest
dan giechelen omdat het kriebelde. Marieke vond het een beetje eng als hij op
haar been kroop. Ze was bang dat hij zou bijten.
Tobias had Monique één keer per ongeluk
gebeten. Toen dacht hij dat haar vingertje een worteltje was. Dat deed wel
pijn, maar ze was niet boos op Tobias. Haar moeder had een pleister met hartjes
op haar vinger geplakt. Ze had Tobias de pleister laten zien en hij had er aan
gesnuffeld.
“Monique!” De stem van haar moeder
klinkt vanuit huis. “Kom je?” Monique springt op en huppelt naar de deur van
het huis. Haar moeder zei ’s middags dat ze vanavond pannenkoeken zouden gaan
bakken. Ze waren naar de winkel gegaan en Monique mocht helpen met alle
boodschappen op de band bij de kassa leggen. Ze had per ongeluk de kartonnen
pot stroop uit haar handen laten vallen en zag hoe de stroop uit de pot een
donkere vlek maakte op de grijze vloer. Haar moeder had haar aangekeken en
“oeps” gezegd. Samen keken ze naar de stroop die er toch nog wel heel lekker
uit zag. De mevrouw achter de kassa had een telefoonhoorn gepakt en Monique
hoorde haar zeggen “schoonmaak bij kassa 4 alstublieft, en wil iemand uit de
winkel even een nieuwe pot stroop brengen?” Daarna glimlachte ze naar Monique,
die voetje voor voetje om de stroopvlek heen liep. Daar kwam een man met een
karretje aan. Hij begon de stroop op te dweilen. Dat ging niet zo heel
makkelijk. De vlek werd kleiner en kleiner, tot de vloer nog een heel klein
beetje lichtbruin was. Het water was wel erg vies geworden. En het rook een
beetje zoet. Er kwam een andere man aan met een pot stroop en zette die op de
band. De pot viel om, maar bleef gelukkig dicht.
Haar moeder en haar oma, die ook
gezellig pannenkoeken komt eten, praten over de jam die Monique’s moeder
gemaakt had. Aardbeienjam, van de aardbeien die Monique en oma gisteren hadden
geplukt. Af en toe hadden ze een grote aardbei in hun mond gestopt. Oh, wat
waren ze heerlijk sappig en zoet. De jam mocht vanavond op tafel, voor op de
pannenkoeken.
De pan staat al op het fornuis en oma
legt een flinke klont boter in de pan. Het beslag zit in een grote gele kom met
daarnaast de soeplepel om het in de pan te gieten. Oma zegt altijd: “De eerste pannenkoek
mislukt elke keer en die eten we gelijk op.” Dat is helemaal niet zo, oma’s
eerste pannenkoek is altijd heerlijk. Maar dat is gewoon het leuke aan
pannenkoeken bakken. De eerste pannenkoek zo in de keuken opeten.
Oma begint te zingen: “Moniqueje,
Moniqueje, zet je klompjes bij het vuur, oma bakt pannenkoeken maar het meel is
zo duur”. Monique vindt het een leuk liedje. Ze weet ook wat er dan komt
“tingelinge linge pannenkoek, meel met rozijnen, tingelinge linge pannenkoek,
kom op bezoek.” En samen met oma en haar moeder zingt ze de laatste twee
regels.
De tafel is al gedekt en als oma het
laatste beslag in de pan doet zegt ze: “Zo, we kunnen eten!” Oma zet even later
de schaal met de stapel pannenkoeken op tafel. De stroop erbij en natuurlijk de
aardbeienjam. Met z’n drietjes beginnen ze te eten en praten over van alles.
Oma moet erg lachen om het verhaal van Monique. Over juf Inge en de
glazenwasser.
Toen ze gisteren met z’n allen in de kring zaten had juf gezegd: “Het ruikt
hier een beetje vies, het lijkt wel of iemand poep onder z’n schoen heeft”.
Sommige kinderen tilden gelijk hun schoen op. Eerst de ene, dan de andere en
keken of er misschien poep onder hun schoen zat. Sommige kinderen bleven gewoon
zitten. Ze hadden misschien niet goed gehoord wat juf Inge had gezegd.
Bij het
raam aan de buitenkant was de glazenwasser bezig om de ramen schoon te maken.
Een aantal kinderen zat naar hem te kijken. Monique zag dat de glazenwasser
gekke gezichten trok. Ze moest lachen. De juf zag het ook en zwaaide naar de
glazenwasser. Toen hij zag dat de juf hem in de gaten had stopte hij maar en
smeerde het sop op het raam. Je zag alleen nog de omtrek van de glazenwasser.
Juf Inge ging ondertussen onder alle schoenen kijken. Alle 42 schoenen werden
gecontroleerd, maar niemand had poep onder zijn schoen. De juf keek een beetje
verbaasd.
Opeens keek ze naar haar eigen schoenen. En ja hoor, er zat een
flinke klodder poep onder haar schoen.
“Goed” zei juf Inge, ik ga het even schoonmaken. Letten jullie
ondertussen op de glazenwasser, dat hij de ramen mooi schoon maakt? Alle
hoofden gingen naar het raam. In het witte sop kwamen allemaal strepen. Ze
konden de glazenwasser steeds een stukje meer zien. En toen hij klaar was met
het raam zagen ze hem weer helemaal. De glazenwasser zag dat de juf weg was en
begon weer gekke gezichten te trekken. De meeste kinderen trokken ook een gek
gezicht. De glazenwasser zwaaide naar de kinderen. Monique en haar
klasgenootjes zwaaiden vrolijk terug.
Toen de juf weer binnenkwam was de
glazenwasser vertrokken. Juf Inge zei dat de ramen weer mooi schoon waren.
Als ze klaar zijn met eten begint het
leukste gedeelte. Afwassen met oma. Oma maakt altijd een extra schuimig sopje.
Monique mag op het krukje staan en afwassen. Ze dompelt de borden één voor één
onder water en veegt er met de borstel overheen. Dan houdt ze het bord omhoog
om te kijken of het schoon is. Ze geeft het aan oma die het bord afdroogt.
Er
spat per ongeluk een kloddertje schuim op oma’s arm. Monique giechelt, want ze weet
dat het sopgevecht is begonnen. Oma kijkt haar met grote ogen aan en speelt dat
ze erg geschrokken is. Monique begint te lachen. Ze weet wat er gaat gebeuren.
Oma pakt een hand sop en plakt die op de arm van Monique. Dan is het de beurt
aan Monique. Zij schep wat sop op haar vinger en smeert dat op oma’s neus.
Oma’s gezicht ziet er gelijk heel grappig uit met zo’n glanzend wit sopstipje
op haar neus. Natuurlijk heeft Monique even later ook zo’n witte stip op haar
neus. Ze gieren het uit.
“Dag lieve mensen!” klinkt de stem van
pappa. Fijn, pappa is thuis!