woensdag 14 augustus 2019

Rimpels


Iemand geeft me een fikse duw tegen mijn schouder en ik hoor “boeh!” Bijna vliegt de telefoon uit mijn handen waarmee ik net de whatsapp boodschap naar iemand stuurde.
“Heeee?!” komt erachter aan en ik ben in de veronderstelling dat ik degene zou gaan herkennen die van linksachter in mijn blikveld aan het verschijnen was. Maar dat was niet zo, ik had de vrouw nog nooit gezien.

De vrouw, met rondom één oog enorm doorgelopen mascara. Grappig genoeg had ik ‘s morgens nadat ik wat mascara op mijn wimpers had gedaan, mezelf in de ogen gewreven en later pas in de spiegel gezien dat er even iets gepoetst moest worden. Wat dat betreft hadden we een identieke ervaring, alleen ik had gepoetst, zij niet.
Haar gezicht komt dichterbij het mijne. “Tjeesus, hoe OUD ben je” vraagt ze. “Dertig?!!” Ik kijk haar blijkbaar vragend aan want ze beweegt weer wat van me af en verklaart haar vraag. “Je hebt geen énkele rimpel!!!” Ik ga in gedachten mijn gezicht na en weet dat, door het poetsen van de uitgesmeerde mascara, absoluut onder mijn ogen een rimpelig stukje is te zien, want je moet op mijn leeftijd gewoon nóóit met een droog wc papiertje uitgesmeerde mascara gaan verwijderen.
Ik had het nog niet gedacht of ze zei: “nou ja hier een beetje” en tijdens het langgerekte “hier” beweegt ze met haar vinger over de plek waar ik net aan gedacht had.
En weer komt haar gezicht dichtbij om nog eens goed te inspecteren. “ja zei ze, alleen dáár, maar verder heb je echt een heel egaal gezicht zonder rimpel.”

Ik vertel haar mijn leeftijd om haar op één of andere manier te laten weten dat ze er flink naast zit met haar schatting. Maar het heeft een averechts effect. Haar gezicht betrekt. “Ik word daar helemaal geïrriteerd van” vervolgd ze op een boze toon. ”Sta ik hier met al die rimpels en jij hebt er gewoon géén!”. Ik vind het bijna vervelend voor haar en ben blij dat ze de rimpels onder mijn ogen heeft ontdekt. 
Inmiddels is mij langzaam duidelijk geworden dat deze vrouw al aardig wat op heeft en de fles wijn in haar hand bevestigt dat enigszins.
Met een geïrriteerd gezicht loopt ze verder. Ik kijk haar na.

Even later zie ik hoe ze door de manager van de supermarkt aan haar arm mee naar buiten wordt genomen. “Ze valt klanten lastig” vertelt me ongevraagd een man die uit de automaat een bekertje koffie had getapt. In zijn linkerhand heeft hij drie zakjes suiker op elkaar gelegd en trekt met één ruk de bovenkantjes eraf om de inhoud vervolgens in zijn koffie te doen. Al roerend kijkt hij me aan, wachtend op mijn reactie. Ik zeg niets.

HOOFDLETTERS


Een van mijn vrienden op Facebook schrijft in hoofdletters. 

Hij wordt er meermalen op gewezen dat zijn ‘caps-lock’ aanstaat. En nog grappiger is ... er wordt geschreven: “Je schreeuwt”. 

En dat vind ik grappig, omdat hij niets zégt, hij schrijft!

Dat de interpretatie van hoofdletters als schreeuwen wordt opgevat is een geweldige mind-constructie. Wie zegt dat, dat hij schreeuwt? Is daar een code voor dan? Ja, blijkbaar. Maar wie of wat zégt het? Wie zegt dat tegen jou?!

Die mind-loslating op een eenvoudig feit dat er hoofdletters worden gebruikt is het onderzoeken waard. Het is interessant om eens naar die gedachte te kijken. Al kijkend komt er al ruimte omdat het hele idee even los van de mind komt te staan. De aanname, de overtuiging, de conditionering onderzoeken kan alle kanten opgaan. De mind kan zich er wederom mee gaan bemoeien. “Ik heb gelijk!” schreeuwt de egoïstische mind. “Hij moet dat niet doen!” schreeuwt het kindstuk. “Hij, hij, hij…”. 

Je kunt heel goed zien dat je iets wilt veranderen aan datgene wat is. Aan een situatie die zich voordoet. Iemand schrijft in hoofdletters. Dat is de situatie, meer niet. Oké, de situatie met benoemingen alweer. Je doet er al iets mee. Je benoemt de letters, de vormen, als hoofdletters. Maar oké, dat is niet het speerpunt. De hele clou ligt ‘m er in dat er iets van gevónden woord. Opgelepeld uit de bokaal van de mind die van daaruit iets interpreteert. 

Je kunt zeggen: “ja, maar dat hebben we als een soort gedragscode afgesproken met elkaar”. Dan zijn er verschillende mensen met dezelfde overtuiging vanuit de mind in die afspraak verzeild geraakt.
Het is een onzin-afspraak. Waarom zou in hemelsnaam iedereen in kleine letters moeten schrijven?
Nee, het gaat er écht om dat je zelfonderzoek toepast door middel van het bekijken van je gedachtepatroon, overtuiging, irritatie, het-hoort-zo-geklets. Of zelfs de onzin-afspraak. Kijk, voel en zie. Zie dat de mind bezig is het leven onder controle te houden, mensen onder controle te houden. Zo-moet-het-en-niet-anders. Verstarring, verkramping. 

Geweldig toch, het spel van het leven is dit! Hier zit de ont-wikkeling. En er is geen enkele noodzaak om te kijken wáár die verkramping vandaan komt. Hij is er en kan zomaar in één tel oplossen. Een mind-constructie die nog even wat vastgekoekt zit misschien. Zitten er restjes, dan komt ie vast nog een keer langs. Misschien bij iemand die veel uitroeptekens gebruikt.

Kinderverhaal - Pannenkoeken


Monique zit op haar favoriete plekje in de tuin. Op een oude boomstronk van een beuk. De beukenboom was ziek geworden. Ze had gekeken hoe haar vader een ladder tegen de boom had gezet en alle takken had afgezaagd. Toen de stam alleen nog over was had hij die omgezaagd met een grote zaag. De bovenkant van de stronk had hij mooi geschuurd en hij had gezegd dat dit een mooi plekje voor haar, Monique, zou zijn. Zo kan ze de boom nog voelen als ze daar zit.

Er staan nog meer bomen in de tuin, en wat struiken. En vooral veel bloemen in allerlei kleuren. Monique zit vaak te kijken hoe de bijtjes en vlinders op de bloemen landen. Ze moet lachen als een hommel helemaal geel van de stuifmeel weer wegvliegt. 

Naast de boomstronk waarop ze vanmiddag lekker in de schaduw van de esdoorn zit, staat een tuinkabouter. Hij heeft geen schoenen aan en zijn grote teentjes steken een beetje omhoog. Hij heeft een hengel met een vis eraan in zijn hand. Ze noemt hem Gelukje. Dat vindt ze een mooie naam, want de kabouter kijkt heel gelukkig omdat hij een vis heeft gevangen. Ze vindt het wel een beetje mal, want er is geen water op de plek waar Gelukje staat. Verderop in de tuin is wel water, een kleine ronde vijver. Heel vaak ziet ze daar een kikkertje op de steen naast de vijver zitten. “Hoi kikkertje”, zegt ze dan. Ze blijft op een afstandje, want anders zou de kikker schrikken.

De teentjes van de tuinkabouter staan op het plekje waar Tobias is begraven. Tobias was een hamster die zij een paar jaar geleden op haar verjaardag had gekregen. Tobias was meer dan twee jaar haar vriendje geweest. Op een dag lag hij stilletjes in zijn huisje. Ze dacht eerst dat hij sliep, maar toen ze hem aaide voelde hij raar aan. Niet zo warm als gewoonlijk. Haar moeder zei dat Tobias in zijn slaap was overleden. Natuurlijk was ze erg verdrietig en een paar dagen moest ze steeds huilen als ze aan hem dacht. Maar opeens voelde ze Tobias overal. Hij was gewoon altijd bij haar en ze praatte zachtjes tegen hem. Toen was ze niet meer verdrietig en vond het leuk dat hij overal mee naar toe ging. Zelfs op school was hij bij haar. De juf had niks in de gaten. 

Haar vriendinnetjes, Rachel en Marieke voelen Tobias ook. Zij kennen hem natuurlijk goed, omdat ze vaak samen speelden met Tobias. Ze zaten dan in een kringetje en keken hoe Tobias nieuwsgierig rond waggelde. Soms kroop hij op het been van Rachel. Die moest dan giechelen omdat het kriebelde. Marieke vond het een beetje eng als hij op haar been kroop. Ze was bang dat hij zou bijten.
Tobias had Monique één keer per ongeluk gebeten. Toen dacht hij dat haar vingertje een worteltje was. Dat deed wel pijn, maar ze was niet boos op Tobias. Haar moeder had een pleister met hartjes op haar vinger geplakt. Ze had Tobias de pleister laten zien en hij had er aan gesnuffeld.

“Monique!” De stem van haar moeder klinkt vanuit huis. “Kom je?” Monique springt op en huppelt naar de deur van het huis. Haar moeder zei ’s middags dat ze vanavond pannenkoeken zouden gaan bakken. Ze waren naar de winkel gegaan en Monique mocht helpen met alle boodschappen op de band bij de kassa leggen. Ze had per ongeluk de kartonnen pot stroop uit haar handen laten vallen en zag hoe de stroop uit de pot een donkere vlek maakte op de grijze vloer. Haar moeder had haar aangekeken en “oeps” gezegd. Samen keken ze naar de stroop die er toch nog wel heel lekker uit zag. De mevrouw achter de kassa had een telefoonhoorn gepakt en Monique hoorde haar zeggen “schoonmaak bij kassa 4 alstublieft, en wil iemand uit de winkel even een nieuwe pot stroop brengen?” Daarna glimlachte ze naar Monique, die voetje voor voetje om de stroopvlek heen liep. Daar kwam een man met een karretje aan. Hij begon de stroop op te dweilen. Dat ging niet zo heel makkelijk. De vlek werd kleiner en kleiner, tot de vloer nog een heel klein beetje lichtbruin was. Het water was wel erg vies geworden. En het rook een beetje zoet. Er kwam een andere man aan met een pot stroop en zette die op de band. De pot viel om, maar bleef gelukkig dicht. 

Haar moeder en haar oma, die ook gezellig pannenkoeken komt eten, praten over de jam die Monique’s moeder gemaakt had. Aardbeienjam, van de aardbeien die Monique en oma gisteren hadden geplukt. Af en toe hadden ze een grote aardbei in hun mond gestopt. Oh, wat waren ze heerlijk sappig en zoet. De jam mocht vanavond op tafel, voor op de pannenkoeken.

De pan staat al op het fornuis en oma legt een flinke klont boter in de pan. Het beslag zit in een grote gele kom met daarnaast de soeplepel om het in de pan te gieten. Oma zegt altijd: “De eerste pannenkoek mislukt elke keer en die eten we gelijk op.” Dat is helemaal niet zo, oma’s eerste pannenkoek is altijd heerlijk. Maar dat is gewoon het leuke aan pannenkoeken bakken. De eerste pannenkoek zo in de keuken opeten.

Oma begint te zingen: “Moniqueje, Moniqueje, zet je klompjes bij het vuur, oma bakt pannenkoeken maar het meel is zo duur”. Monique vindt het een leuk liedje. Ze weet ook wat er dan komt “tingelinge linge pannenkoek, meel met rozijnen, tingelinge linge pannenkoek, kom op bezoek.” En samen met oma en haar moeder zingt ze de laatste twee regels. 

De tafel is al gedekt en als oma het laatste beslag in de pan doet zegt ze: “Zo, we kunnen eten!” Oma zet even later de schaal met de stapel pannenkoeken op tafel. De stroop erbij en natuurlijk de aardbeienjam. Met z’n drietjes beginnen ze te eten en praten over van alles. Oma moet erg lachen om het verhaal van Monique. Over juf Inge en de glazenwasser.

Toen ze gisteren met z’n allen in de kring zaten had juf gezegd: “Het ruikt hier een beetje vies, het lijkt wel of iemand poep onder z’n schoen heeft”. Sommige kinderen tilden gelijk hun schoen op. Eerst de ene, dan de andere en keken of er misschien poep onder hun schoen zat. Sommige kinderen bleven gewoon zitten. Ze hadden misschien niet goed gehoord wat juf Inge had gezegd.
Bij het raam aan de buitenkant was de glazenwasser bezig om de ramen schoon te maken. Een aantal kinderen zat naar hem te kijken. Monique zag dat de glazenwasser gekke gezichten trok. Ze moest lachen. De juf zag het ook en zwaaide naar de glazenwasser. Toen hij zag dat de juf hem in de gaten had stopte hij maar en smeerde het sop op het raam. Je zag alleen nog de omtrek van de glazenwasser. Juf Inge ging ondertussen onder alle schoenen kijken. Alle 42 schoenen werden gecontroleerd, maar niemand had poep onder zijn schoen. De juf keek een beetje verbaasd.
Opeens keek ze naar haar eigen schoenen. En ja hoor, er zat een flinke klodder poep onder haar schoen.  “Goed” zei juf Inge, ik ga het even schoonmaken. Letten jullie ondertussen op de glazenwasser, dat hij de ramen mooi schoon maakt? Alle hoofden gingen naar het raam. In het witte sop kwamen allemaal strepen. Ze konden de glazenwasser steeds een stukje meer zien. En toen hij klaar was met het raam zagen ze hem weer helemaal. De glazenwasser zag dat de juf weg was en begon weer gekke gezichten te trekken. De meeste kinderen trokken ook een gek gezicht. De glazenwasser zwaaide naar de kinderen. Monique en haar klasgenootjes zwaaiden vrolijk terug.
 Toen de juf weer binnenkwam was de glazenwasser vertrokken. Juf Inge zei dat de ramen weer mooi schoon waren.

Als ze klaar zijn met eten begint het leukste gedeelte. Afwassen met oma. Oma maakt altijd een extra schuimig sopje. Monique mag op het krukje staan en afwassen. Ze dompelt de borden één voor één onder water en veegt er met de borstel overheen. Dan houdt ze het bord omhoog om te kijken of het schoon is. Ze geeft het aan oma die het bord afdroogt.
Er spat per ongeluk een kloddertje schuim op oma’s arm. Monique giechelt, want ze weet dat het sopgevecht is begonnen. Oma kijkt haar met grote ogen aan en speelt dat ze erg geschrokken is. Monique begint te lachen. Ze weet wat er gaat gebeuren. Oma pakt een hand sop en plakt die op de arm van Monique. Dan is het de beurt aan Monique. Zij schep wat sop op haar vinger en smeert dat op oma’s neus. Oma’s gezicht ziet er gelijk heel grappig uit met zo’n glanzend wit sopstipje op haar neus. Natuurlijk heeft Monique even later ook zo’n witte stip op haar neus. Ze gieren het uit.
“Dag lieve mensen!” klinkt de stem van pappa. Fijn, pappa is thuis!

Twee kanten van dezelfde medaille

De ochtend vult zich met wat huishoudelijke bezigheden binnen. Buiten met felle regenbuien en gedonder in de verte. Als ik de afwasmachi...