Vanmorgen, bij het uitruimen van de afwasmachine, was er
weer het één en ander niet schoon. Ik besloot een reinigingstablet te gebruiken
waarbij er een lege machine draait. De overige afwas en de niet schoon geworden
schaaltjes stonden op het aanrecht en ik besloot ouderwets ‘met de hand’ af te
wassen.
Ik vulde de gootsteen met warm water en sop en liet er alvast wat van de vaat inzakken. Terwijl ik staarde naar de zich vullende gootsteen en de bijkomende sopbellen dwaalden mijn gedachten naar lang geleden.
Jan van Galenstraat 311 in Amsterdam. De drukkerij van mijn
vader met daaraan vast ons woonhuis. Boven ons nog een paar verdiepingen zodat
het in feite een flat was. Dat heb ik eigenlijk nooit zo ervaren, grappig.
Op foto’s uit het
oude stadsarchief staat het pand meerdere keren afgebeeld. Sinds de drukkerij
in 1978 verdween en wij naar Almere verhuisden, hebben er diverse eigenaren in
gewoond. De laatste, de juwelier, is nu ook weg en staat het pand weer te huur.
Het huis was langgerekt met een binnentuintje. Het was betegeld en aan de zijkant
een heel klein – 3 tegels groot – tuintje. Dat was van mij. Ik had er wat
violen staan en er waren een paar plekjes waar diep onder de grond een paar
dode hamsters lagen.
De keuken was lang en smal en juist naar die plek dwaalden
mijn gedachten. Het afwassen in de avond was een gezamenlijk gebeuren. We waren
met z’n drietjes. De taakverdeling: Afwassen, Afdrogen, Opruimen. En dat was
niet willekeurig, dat was geen keus. Aan de binnenkant van de ingebouwde groen
geverfde kast hing een weekschema. Daarop was te zien wat je taak die dag was.
Aan het afwassen zaten leuke en minder leuke kanten. Het
bloedhete sop was een minder leuke kant. “Dan gaan de glazen mooi glanzen”,
verklaarde mijn moeder. Maar die eerste minuten waren hels. Zoals je een net
gekookt ei probeert te pellen, zo pakte ik ook de glazen uit het sop. We hadden
een ruim afdruiprek en als de broer die moest afdrogen een beetje door pakte was
er steeds ruimte zat om de afgewassen spullen neer te zetten. Tot…. er nog een
vuiltje zat op een schaaltje of kopje. Dán werd het serviesstuk met een harde
plons in het sop teruggegooid. “Niet schoon!”
Op een bepaald moment, ging ik met mijn hand door het
inmiddels afgekoelde sop en tot mijn vreugde was er dan niks meer te vinden. “De
pannen nog”, kwam mijn moeder dan. En de al aangekoekte pannen moesten dan, met
een flinke lading nieuw heet water, in die lege bak. Grote pannen, want we
waren met z’n vijven. De andijvieblaadjes aan mijn handen, de vergeten
aardappel in het sop of de vettige smurrie van de juskom vormden een afsluiting
van het afwassen.
Afdrogen vond ik gewoon veel werk. En zeker als de theedoek
op een bepaald moment zo’n nattige lap werd die amper nog droogde had ik het
eigenlijk wel gehad. Maar stoppen was geen optie.
En dan het opruimen. Alles werd door de afdroger op de buffetkast gezet, op en door elkaar. Sommige dingen moesten onderin die buffetkast, maar door de smalle ruimte, gevuld met mijn broers en als supervisor mijn moeder, die ondertussen ook met van alles bezig was, was bukken om de schaaltjes onderin de kast te krijgen een hele toer.
En dan het opruimen. Alles werd door de afdroger op de buffetkast gezet, op en door elkaar. Sommige dingen moesten onderin die buffetkast, maar door de smalle ruimte, gevuld met mijn broers en als supervisor mijn moeder, die ondertussen ook met van alles bezig was, was bukken om de schaaltjes onderin de kast te krijgen een hele toer.
Vanmorgen zat ik op mijn zadelkruk, alleen in de keuken. De
herinneringen maakte het druk. Maar, het afwaswater was niet gloeiend heet. En
de afwas staat nu uit te lekken op het aanrecht.
Eerst even schrijven :-)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.