zondag 8 maart 2020

Afwassen



Vanmorgen, bij het uitruimen van de afwasmachine, was er weer het één en ander niet schoon. Ik besloot een reinigingstablet te gebruiken waarbij er een lege machine draait. De overige afwas en de niet schoon geworden schaaltjes stonden op het aanrecht en ik besloot ouderwets ‘met de hand’ af te wassen. 

Ik vulde de gootsteen met warm water en sop en liet er alvast wat van de vaat inzakken. Terwijl ik staarde naar de zich vullende gootsteen en de bijkomende sopbellen dwaalden mijn gedachten naar lang geleden.

Jan van Galenstraat 311 in Amsterdam. De drukkerij van mijn vader met daaraan vast ons woonhuis. Boven ons nog een paar verdiepingen zodat het in feite een flat was. Dat heb ik eigenlijk nooit zo ervaren, grappig.
Op foto’s uit het oude stadsarchief staat het pand meerdere keren afgebeeld. Sinds de drukkerij in 1978 verdween en wij naar Almere verhuisden, hebben er diverse eigenaren in gewoond. De laatste, de juwelier, is nu ook weg en staat het pand weer te huur.

Het huis was langgerekt met een binnentuintje. Het was betegeld en aan de zijkant een heel klein – 3 tegels groot – tuintje. Dat was van mij. Ik had er wat violen staan en er waren een paar plekjes waar diep onder de grond een paar dode hamsters lagen. 

De keuken was lang en smal en juist naar die plek dwaalden mijn gedachten. Het afwassen in de avond was een gezamenlijk gebeuren. We waren met z’n drietjes. De taakverdeling: Afwassen, Afdrogen, Opruimen. En dat was niet willekeurig, dat was geen keus. Aan de binnenkant van de ingebouwde groen geverfde kast hing een weekschema. Daarop was te zien wat je taak die dag was. 

Aan het afwassen zaten leuke en minder leuke kanten. Het bloedhete sop was een minder leuke kant. “Dan gaan de glazen mooi glanzen”, verklaarde mijn moeder. Maar die eerste minuten waren hels. Zoals je een net gekookt ei probeert te pellen, zo pakte ik ook de glazen uit het sop. We hadden een ruim afdruiprek en als de broer die moest afdrogen een beetje door pakte was er steeds ruimte zat om de afgewassen spullen neer te zetten. Tot…. er nog een vuiltje zat op een schaaltje of kopje. Dán werd het serviesstuk met een harde plons in het sop teruggegooid. “Niet schoon!” 

Op een bepaald moment, ging ik met mijn hand door het inmiddels afgekoelde sop en tot mijn vreugde was er dan niks meer te vinden. “De pannen nog”, kwam mijn moeder dan. En de al aangekoekte pannen moesten dan, met een flinke lading nieuw heet water, in die lege bak. Grote pannen, want we waren met z’n vijven. De andijvieblaadjes aan mijn handen, de vergeten aardappel in het sop of de vettige smurrie van de juskom vormden een afsluiting van het afwassen. 

Afdrogen vond ik gewoon veel werk. En zeker als de theedoek op een bepaald moment zo’n nattige lap werd die amper nog droogde had ik het eigenlijk wel gehad. Maar stoppen was geen optie.
En dan het opruimen. Alles werd door de afdroger op de buffetkast gezet, op en door elkaar. Sommige dingen moesten onderin die buffetkast, maar door de smalle ruimte, gevuld met mijn broers en als supervisor mijn moeder, die ondertussen ook met van alles bezig was, was bukken om de schaaltjes onderin de kast te krijgen een hele toer.

Vanmorgen zat ik op mijn zadelkruk, alleen in de keuken. De herinneringen maakte het druk. Maar, het afwaswater was niet gloeiend heet. En de afwas staat nu uit te lekken op het aanrecht.
Eerst even schrijven :-)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten

Opmerking: Alleen leden van deze blog kunnen een reactie posten.

Twee kanten van dezelfde medaille

De ochtend vult zich met wat huishoudelijke bezigheden binnen. Buiten met felle regenbuien en gedonder in de verte. Als ik de afwasmachi...